Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [6]Uw goud en zilver [7]is verroest; en hun roest [8]zal u zijn [9]tot een getuigenis, en [10]zal uw vlees als een vuur verteren; gij hebt [11]schatten vergaderd [12]in de laatste dagen. 6. Namelijk dat gij hadt behoren te geven tot onderhoud van uw naaste; gelijk tevoren. 7. Namelijk in uw kisten of bergplaatsen, waarin gij het gierig hebt bewaard, zonder daarvan den armen mee te delen. 8. Dat is, zal tegen u zijn. Zie dergelijke wijze van spreken Matth.10:18, en Matth.23:31; namelijk in den dag des oordeels. 9. Dat is, om u te overtuigen van uw gierigheid en van uw rechtvaardige verdoemenis. Zie Matth.10:18; Mark.1:44. 10. Dat is, zal als een vuur zijn, waarmee gij zult gepijnigd worden. 11. Sommigen verstaan dit van den schat des toorns Gods, die den gierigaards in de laatste dagen overvallen zal, waarvan Paulus spreekt Rom.2:5; maar wordt beter verstaan van de schatten der tijdelijke goederen, met welker vergadering de gierigaards altijd en alleen bezig zijn. Zie Matth.6:19. 12. Namelijk van de wereld. Of van uw leven, dat is, tot het einde van uw leven toe, als gij nu al tot hogen ouderdom zijt gekomen, zo houdt gij evenwel niet op nog gierig schatten te vergaderen. Zie Luk.12:19. Of tegen de laatste dagen.